Home » Energietransitie » Duurzame energietransitie: experten in debat met minister Tinne Van der Straeten
Energietransitie

Duurzame energietransitie: experten in debat met minister Tinne Van der Straeten

“We moeten terug meer collectief leren denken”

Hoe kunnen we in België optimaal inzetten op de duurzame energietransitie? Met die vraag nodigden we federaal minister van Energie Tinne Van der Straeten uit voor een inspirerend gesprek met zes experten uit de energiesector.

Tekst: Joris Hendrickx – foto’s: Kris Van Exel

Waarom moeten we voluit inzetten op innovatie om de ambities van de energietransitie waar te maken?
Minister van Energie Tinne Van der Straeten.

Tinne Van der Straeten: “De wereld is veranderd: het is oorlog op het Europese continent. We moeten onze energie opnieuw in eigen handen nemen door de doorbraak van hernieuwbare energie fors te versnellen. Zo versterken we onze energieonafhankelijkheid en kunnen we mensen beter beschermen tegen de hoge prijzen. Het is net omdat we zo afhankelijk zijn van fossiele energie dat we zo veel moeten betalen. Onze economie en portemonnee worden leeggezogen door de afhankelijkheid van het buitenland. We moeten sneller vergroenen om de energiefactuur structureel te verlagen. Energie is een domein is van oplossingen en opportuniteiten. Vooroplopen loont daarom altijd. Het is dus nu hét moment om voluit in te zetten op innovatie in het kader van de energietransitie. We zullen op dat vlak moeten versnellen en dingen aan elkaar moeten koppelen.”

Loeckx: “Om de CO2-uitstoot te minimaliseren, moeten we afstappen van fossiele brandstoffen. Innovatie is een manier om die transitie in gang te zetten. Helaas verengen we innovatie nog te vaak tot technologische innovatie. Op dat vlak staan we al ver, maar het is slechts een deel van de puzzel. Er is nu vooral nood aan marktinnovatie. Momenteel is onze marktwerking namelijk niet voorzien op de energietransitie. Ook sociale innovatie is nodig. Als technologen kunnen we vooral puzzelstukken aanreiken, maar als die niet juist of in de juiste context worden gelegd, zullen ze waardeloos blijven.”

Elbers: “Innovatie dient te gebeuren op twee assen: innovatie in energieproductietechnologieën en digitale innovatie. We kunnen IT immers op vele vlakken inzetten om de kosten en het verbruik transparanter te maken, slimmer te sturen en te optimaliseren. Vandaag komen we steeds meer in een versnelling waarbij deze beide assen geïntegreerd worden. Hierdoor kunnen businessmodellen evolueren en nieuwe modellen ontstaan.”

Hindryckx: “Diverse vormen van innovatie zullen inderdaad belangrijk zijn om de verantwoordelijkheden en risico’s op de juiste plaats te leggen. In dat kader zullen as-a-service-modellen aan belang winnen. Daarmee draagt één partij immers de verantwoordelijkheid voor de performantie van een installatie. Daarnaast zullen collectieve initiatieven kunnen profiteren van schaalvoordelen.”

Didier Hendrickx, Public Affairs Manager Gas.be.

Hendrickx: “Het is interessant om de koppeling te maken tussen innovatie en transitie. Bij een transitie is het belangrijk om duidelijk te stellen hoelang het duurt, wat het kost en wat het betekent. Zeker voor de olie- en gassector is dit een uitdagende transitie. We moeten evolueren naar hernieuwbaar gas. Om een antwoord te kunnen bieden op al die uitdagingen zullen we mensen moeten herscholen en bijscholen. Bovendien heeft innovatie geen zin als iedereen niet op dezelfde lijn zit.”

Martens: “De huidige transitie heeft vooral te maken met een verandering van het systeem en de regulering. Ik geloof sterk in de opportuniteiten, maar er is een echte sense of urgency nodig om de brede maatschappij in beweging te krijgen. Bij WaterstofNet zien we alvast een sterke groei van het aantal leden. We hebben nu naast leveranciers ook heel wat bedrijven uit diverse sectoren die mogelijkheden zien om allerlei nieuwe producten en diensten te ontwikkelen.”

Somers: “Bij innovatie kijken we vaak naar aparte technologieën die elk een klein extra rendement kunnen opleveren. Vandaag moeten we echter niet meer kijken naar één innovatie, maar naar hoe we het grotere geheel kunnen balanceren. In plaats van in te zetten op een individuele thuisbatterij is het beter om volledige wijken of regio’s te upgraden en te balanceren. Wie overschot heeft, kan zijn energie dan delen met anderen. Software kan daar voor een stuk in helpen, maar vooral ook regelgeving.”

Van der Straeten: “Zo zie ik het ook. Er staan ontzetten veel opwindende dingen te gebeuren, denk maar aan wijkbatterijen of thuisbatterijen die samen ageren in de cloud.”

Wat is dan nodig vanuit de overheid om dit te faciliteren?

Van der Straeten: “Het beleid moet saai en voorspelbaar zijn en weten waar het naartoe wil. Bij de eerste veilig van ons capaciteitsvergoedingsmechanisme (CRM) hebben we ons sterk gefocust op batterijen. In het kader van de balancering zochten we grote batterijen die gedurende meerdere uren energie kunnen leveren aan het net. We overruleden hiervoor Elia en de CREG om de technische parameters voor batterijen beter op punt te zetten. Hierdoor konden 100 MW batterijen meedoen in de CRM. Er was dus nood aan een beleid dat op lange termijn durft na te denken over wat er nodig is om tegen 2050 te komen tot klimaatneutraliteit.”

Frederik Loeckx, Managing Director FLUX50.

Loeckx: “Voor mij zijn regulering en marktwerking deels gelinkt en toch gescheiden van elkaar. Beide vormen een belangrijke opdracht voor de overheid en de regulators. We moeten voor een stuk terug naar het verleden kijken. We zijn ooit begonnen met een elektriciteitssysteem dat gebaseerd is op het delen van energie met elkaar. Geleidelijk is dat meer geliberaliseerd en geïndividualiseerd. De focus ligt nu te veel op eigen bezit en productie in plaats van energy as-a-service. We moeten dus terug meer collectief leren denken, en dat geldt zowel voor de maatschappij, de overheid als de regulatoren. Ik voel daar nog veel koudwatervrees.”

Elbers: “In de energiesector zien we vaak big-bangwijzigingen, zoals een volledige kernuitstap die in één keer moet verlopen en de gehele markt die overgezet dient te worden op het nieuwe MIG6-marktmodel. Zo’n wijzigingen hebben een enorme impact en verlopen traag. De overheid zou beter veel kleinere stappen kunnen faciliteren waardoor we een continue verbetering bekomen en bovendien de visie regelmatig kunnen aanpassen aan voortschrijdend inzicht.”

Van der Straeten: “Er is niets mis met kleine stapjes, zolang je er maar genoeg zet in de juiste richting en weet waar je naartoe wil.”

Frederik Hindryckx, CEO Vlaams Energiebedrijf.

Hindryckx: We moeten op twee assen inzetten. Je moet enerzijds de energiewereld zien als een platform met allerlei regels die interactie mogelijk maken. Anderzijds is het een uitdaging om ruimte te creëren op dat platform voor innovatie en het platform tegelijk stelselmatig te verbeteren om nieuwe diensten en services mogelijk te maken. Het distributienetwerk is in Vlaanderen alvast sterk uitgebouwd, wat zeker een troef is en heel wat mogelijk maakt.”

Loeckx: “Mijn hart bloedt als ik een patent zie aanvragen om energie te verplaatsen van het ene naar het andere perceel met een rendement van 92,5%. We beschikken immers over een fantastisch kabelnetwerk dat dat kan doen met een rendement van 99,99%. De huidige marktwerking rond energiedelen leidt evenwel tot creatieve oplossingen omdat men anders nettarrieven moeten betalen. Het resultaat zijn oplossingen die komen tegen een grote maatschappelijke kost en een onnodige vernietiging van energie.”

Martens: “In de waterstofwereld zien we dat door grote consortia grootschalige waterstofprojecten worden aangekondigd. De technologie is volop in ontwikkeling, financiers staan klaar om te investeren in de transitie, maar het regelgevend kader is de belangrijkste horde om te nemen. Met de federale waterstofstrategie en de openbare raadpleging rond een nieuw waterstofnet in België zet de overheid belangrijke stappen.”

Hendrickx: “Het is belangrijk dat zowel particulieren als bedrijven meekunnen in deze evolutie. Bewustmaking is daarbij cruciaal, omdat ze zo kunnen zien welke maatschappelijke en financiële winsten deze innovaties kunnen opleveren. Ook de verhoging van de gebruiksvriendelijkheid en het comfort zijn belangrijk. Mensen moeten innovatie zien als een deel van de oplossing. Zonder draagkracht zal het immers nooit succesvol zijn. En hier hebben zowel de overheid als de energieactoren een pedagogische rol te spelen.”

Waarom is het belangrijk om Vlaamse innovaties zowel in het binnen- als buitenland te laten doorbreken?

Loeckx: “België is als afzetmarkt te klein voor de technologieën die moeten worden ontwikkeld. Anderzijds staan andere regio’s in de wereld op sommige vlakken verder dan wij. We moeten dus zeker niet alles alleen willen doen, maar eerder goed samenwerken in internationale netwerken en coalities. Ieder kan dan vanuit zijn sterkte bijdragen aan het geheel.”

Adwin Martens, Managing Director WaterstofNet.

Martens: “We moeten innovaties niet enkel ontwikkelen, maar ze hier ook toepassen. Zo heeft Van Hool al heel wat bussen gebouwd die op waterstof rijden. In diverse landen rijden deze volop rond, terwijl België zelf achterblijft. We slagen er dus niet in om onze eigen innovaties op het terrein in te zetten. Ook op vlak van elektrolyse missen we zo heel wat opportuniteiten: de grootste PEM-elektrolyse ter wereld staat in Canada, maar is gebouwd door Cummins in Vlaanderen. We moeten buiten een ontwikkelaar ook een etalage worden van nieuwe technologieën.”

Hendrickx: “Er is nu eenmaal een tijdlijn voor de ontwikkeling van technologieën. Zo zijn we in België al sinds 2011 aan het experimenteren met trucks op LNG. Het heeft echter tien jaar geduurd om dat in België te laten groeien tot een twintigtal LNG-stations en een duizendtal trucks. Zo ook voor bussen op groene waterstof: men is ervan overtuigd dat dit een deel van de toekomst is, maar het heeft tijd nodig.”

Loeckx: “Er zijn heel wat voorbeelden van Belgische bedrijven die al langer internationaal hun innovaties showcasen, maar dat pas sinds kort ook in België doen. Toch is het voor hen cruciaal om ook in de thuismarkt hun technologieën te kunnen demonstreren. Ikzelf leidde lange tijd een start-up van de KU Leuven, maar pas toen we onze technologie al in andere landen hadden bewezen, kwam er interesse vanuit België.”

Somers: “België is conservatief. Zo is er enorm veel aarzeling op het vlak van de Sustainable Urban Delta, waarbij we verschillende gebouwen willen laten samenwerken in een verstedelijkte omgeving, ook op vlak van energie.”

Loeckx: “We zijn in België enorm verwend door de kwaliteit van ons netwerk. Hierdoor genieten we van een hoog comfort waarbij we 99,99% van de tijd zeker zijn van energie. In minder ontwikkelde landen heeft men dat niet en is er dus meer openheid naar onder meer smartgridtechnologieën en vormen van energiedelen waarmee ze zichzelf kunnen verzekeren van elektriciteit. De verkoop en implementatie van zulke technologieën gaat daar dus veel sneller.”

Van der Straeten: “Ondanks onze conservatieve markt stellen we vast dat België toch vaak een pionier is, denk maar aan onze windmolens op zee. We zijn vandaag wereldwijd de nummer zes in dat domein, per capita zelfs nummer twee. We exporteren in de hele wereld onze kennis doorheen de waardeketen van windenergie op zee. Als land en overheid moeten we dat nog meer uitdragen en er nog meer achterstaan. Ons postcorona relanceplan ondersteunt dat alvast door op zoek te gaan naar showcaseprojecten waarmee we als land een pionier willen zijn. Ik denk concreet aan het realiseren van het eerste hybride energie-eiland op zee ter wereld tegen 2026. Samen met de staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen Thomas Dermine heb ik de oprichting van een ‘Hydrogen Test Facility’ goedgekeurd, een expertisecentrum voor waterstof. Door dit te faciliteren, willen we van België een leider maken in waterstoftechnologieën en andere actoren pushen om er in mee te stappen en te zorgen voor een versnelling.”

Hoe kan de overheid innovaties helpen versnellen?
Koen Somers, General Manager-Sales Priva.

Somers: “Vandaag hebben we niet meer de tijd voor een ontwikkelingsperiode van tien jaar, dus een versnelling is zeker nodig. Dat vergt echter veel mensen en middelen, wat niet makkelijk is in een economie die goed draait, maar zeker ook geen hoge toppen scheert.”

Martens: “De samenwerking van bedrijven en overheid is erg belangrijk. Bij het offshoreverhaal waren aanvankelijk slechts enkele bedrijven geïnteresseerd. De overheid heeft dat goed ondersteund en gefaciliteerd, waardoor het ook effectief mogelijk werd.”

Van der Straeten: “De overheid moet goed definiëren waar ze naartoe wil. We moeten meer doen dan hier en daar een technologische ontwikkeling faciliteren. Ik ben ervan overtuigd dat de markt en bedrijven altijd een oplossing zullen vinden. Het is de taak van de overheid om hen die extra stap te laten zetten, zonder het hen te moeilijk te maken. Dat juiste kantelpunt kan je enkele bereiken door als overheid goed te luisteren én te durven.”

Hendrickx: “Het regelgevende kader is erg belangrijk om innovatie te vergemakkelijken. Er is nood aan een goed en duidelijk certificatiesysteem, niet enkel voor groene elektriciteit maar ook voor groen gas. Zo geef je immers een sterk signaal aan de markt in welke richting men moet kijken voor oplossingen. Daarnaast moet men beseffen dat wat betreft waterstof en hernieuwbaar gas de kennis vaak vanuit het buitenland komt. We moeten dus absoluut inzetten op kennisuitwisseling over heel Europa. Er is een mooi potentieel in België voor biomethaaninstallaties, maar momenteel hebben we er nog maar een handvol, aangevuld met een twintigtal lopende projecten. De komende jaren zullen bepalend zijn.”

Van der Straeten: “De aankondiging van de Vlaamse minister om de fossiele WKK (warmtekrachtkoppeling) niet meer te ondersteunen, maakt voor een stuk de weg vrij om het potentieel van biomethaan aan te boren.”

Hendrickx: “Misschien was het beter geweest om in Vlaanderen meer geleidelijk de overgang te maken. Er zijn immers geen nieuwe ondersteuningssystemen voorzien voor biomethaan. Toch moeten we de opportuniteiten grijpen en ook zonder ondersteuning verdergaan. Op federaal niveau zien we de zaken alvast versnellen met diverse wetgevende initiatieven zoals een herziening van de brandstofwet die een duidelijk signaal gaat geven voor de marktspelers.”

Loeckx: “Het zoeken naar een goed evenwicht is niet enkel een Belgische, maar ook een Europese uitdaging. Vanuit Europa zullen er heel wat ‘Fit for 55’ directieven op ons afkomen. De lat zal erg hoog worden gelegd. De vraag is hoe ambitieus we kunnen zijn zonder dat we de sector verliezen.”

Chris Elbers, CEO Odot.

Elbers: “Eindklanten willen meer dan ooit weten hoe alles werkt en hoe ze hun energiegebruik kunnen optimaliseren. De interesse om te investeren in nieuwe technologieën is groot. Zeker bij bedrijven zien we een enorme versnelling. Hierdoor krijgen heel wat technologische bedrijven de kans om innovatieve oplossingen te ontwikkelen en aan te bieden aan eindklanten of op sectorniveau. De overheid kan dat ondersteunen door mee te denken over de businesscase van de innovatie. Hoe beter het rendement voor een grote groep, hoe sneller de implementatie en innovatie.”

Van der Straeten: “Vandaar dat de grootste vraag vanuit bedrijven is om infrastructuur te voorzien voor groene elektriciteit en waterstof. Met een combinatie van de juiste regulering en energie-infrastructuur kunnen we veel mogelijk maken. Net zoals na WOII moeten we opnieuw sterk investeren in infrastructuur. Dat is niet makkelijk in een land als België, maar we mogen absoluut niet achterblijven.”

Martens: “Hét grote voordeel is dat we als compact land beschikken over maar liefst vier havens. Dat is een gigantische troef.”

Van der Straeten: “Inderdaad, en bovendien zijn we zeer strategisch gelegen. We publiceerden onze waterstofvisie reeds en werken volop aan de aanleg van een waterstofbackbone. Uiteraard zijn onze budgetten kleiner dan die van veel andere landen, maar door onze strategische troeven uit te spelen en juist in te zetten op infrastructuur blijven we toch aantrekkelijk voor de industrie. Het komt er bovendien op aan om niet enkel dingen te beloven, maar ze ook te doen. Het realiseren van het eerste hybride energie-eiland op zee ter wereld is daar een goed voorbeeld van.”

Wat moet er gebeuren op het vlak van vastgoed?

Somers: “De energiebehoeften van diverse gebouwen en de beschikbare groene energie kunnen sterk schommelen. We mogen deze dus niet teveel als kleine eilandjes bekijken. Door het daarentegen als een groot geheel op te vatten, kunnen we beter verdelen en balanceren.”

Hindryckx: We moeten een doordachte strategische visie ontwikkelen op verschillende niveaus. Ook op het niveau van vastgoed is dat nodig: de juiste maatregelen nemen voor meer energie-efficiëntie, de juiste partners zoeken om energie uit te wisselen, naast energie ook kijken naar de functionaliteiten van een gebouw en het uitwisselen daarvan met andere gebouwen, kijken hoe het gebouw zich situeert naar mobiliteit,… Op die manier kom je tot een set van gebouwen die het waard zijn om te renoveren met het oog op 2050. Andere gebouwen kunnen dan worden afgestoten of enkel nog worden gerenoveerd voor een kortere levensduur.”

Loeckx: “Met gelimiteerde budgetten moet je altijd keuzes maken en daar dan achter blijven staan. Het komt er dus op aan om een goede visie te hebben en die vervolgens uit te dragen, ondanks de eventuele tegenstand. In België moeten we hier nog strikter in worden. Heel wat bedrijven zijn momenteel bezig met het vervangen van hun warmtekrachtkoppelingen. We zien daarbij dat warmte in België een minstens even grote uitdaging is als elektriciteit.”

Van der Straeten: “In het verleden heeft België wat dat betreft gigantisch veel opportuniteiten gemist, gezien de enorme hoeveelheid restwarmte die we hebben.”

Somers: “Het probleem is dat je het moet kunnen transporteren. Met Priva zitten we als backbone in heel wat warmtenetten om te sturen, data te verzamelen en deze te gebruiken voor optimalisatie. Cruciaal is dat iedereen dan ook meewil en zijn data wil delen. Ook al ligt de infrastructuur er al, dan nog moeten alle verschillende gebouwen en noden nog steeds op elkaar worden afgestemd om de hoogste rendementen te kunnen behalen.”

Elbers: “Bovendien ligt haast overal al een aardgasnet voor het creëren van warmte. Voor het delen van warmte moet daarnaast nog een extra net worden gelegd, en dat is een extra kost waardoor de businesscase moeilijker wordt.”

Hoe krijgen we iedereen – bedrijven én burgers – mee in deze energietransitie?

Van der Straeten: “Momenteel werken we vanuit de overheid aan een sociaal tarief voor warmte. De technologie evolueert overigens zo snel dat bepaalde investeringen niet meer kunnen worden afgeschreven. Door het enorme belang van het tegengaan van de klimaatopwarming zullen we als overheid dus zeker een deel van de kosten op ons moeten nemen. De kosten om het niet te doen, zouden immers veel groter zijn.”

Elbers: “Met de huidige geopolitieke spanningen komt daar ook het argument van de energieonafhankelijkheid bij. Willen we echt afhankelijk blijven van landen zoals Rusland?”

Van der Straeten: “In België komt slechts 4 tot 6% van het gas uit Rusland. Toch zullen we in het kader van onafhankelijkheid verder moeten evolueren en diversifiëren naar hernieuwbare energie en waterstof.”

Hendrickx: “We moeten evolueren naar oplossingen die bijdragen aan de klimaatneutraliteit. Een warmtepomp en dus elektrificatie zijn echter niet in alle gerenoveerde woningen mogelijk. Ook financieel is dat, gezien de bijkomende investeringen die nodig zijn, voor heel wat mensen niet haalbaar. In veel situaties kan een hybride systeem (gascondensatieketel en warmtepomp) dan een oplossing zijn. Voor het gas dat daarbij toch nog nodig is, moeten leveranciers de moed hebben om voluit voor groen gas te gaan.”

Martens: “We zien dat bij bedrijven, overheden en ook burgers de noodzaak van de energietransitie steeds sterker gevoeld wordt. Een aantal jaren geleden geloofde men nog in een ‘all-electric society’, maar nu is iedereen overtuigd van de noodzaak van groene elektronen en groene moleculen.”

Hindryckx: Aanvullend is het cruciaal om de eindklanten te ontzorgen met een hapklare oplossing. Daarnaast moeten we hen dynamiseren en ervoor zorgen dat zij effectief aan de slag gaan met de oplossingen die al bestaan. Om de complexiteit weg te nemen, moeten zij goed en eerlijk advies op maat krijgen over wat voor hen specifiek goede oplossingen kunnen zijn.”

Elbers: “Onder de bedrijven zien we hetzelfde probleem. Er worden diverse energiegerelateerde oplossingen aangeboden en nieuwe zaken ontwikkeld, maar die ruime keuze maakt het erg complex voor bedrijven om te evalueren wat voor hen geschikt is. Bedrijven hebben behoefte aan expertise om de juiste keuze te maken tussen het gamma van energiemogelijkheden. Het belangrijkste criterium voor de meeste ondernemers blijft nog steeds het drukken van de kosten en het realiseren van winst, en dat op een duurzame manier op de lange termijn.”

Loeckx: “Ik ben het volledig eens dat we moeten ontzorgen, maar de vraag is wie. In de hele waardeketen is het niet noodzakelijk de eindklant die moet worden ontzorgd. Er zijn ook heel wat intermediairen zoals installateurs die vaak niet meer kunnen volgen. Zij moeten worden opgeleid. Bovendien hebben bedrijven de taak om hun producten zo gebruiksvriendelijk mogelijk te maken.”

Hendrickx: “Ongeveer de helft van de installateurs gaat in de komende vijf à tien jaar met pensioen. We moeten dus jongeren met de juiste competenties vinden om dat gat op te vullen en hen tonen dat dit vak fantastische opportuniteiten biedt.”

Somers: “De digitale en technische skills van loodgieters en installateurs zijn vandaag enorm belangrijk geworden. Daarnaast moet men ook durven investeren in slimme gebouwen die energie-efficiënt zijn. Door daar de nieuwe standaard van te maken en de verzamelde data te delen, kennen we de noden van ieder gebouw en kunnen we het grotere geheel optimaliseren.”

Van der Straeten: “Ter conclusie: om de energietransitie mogelijk te maken, zullen we ons energiebeleid niet zozeer moeten benaderen als een loodgieter, maar wel als een architect die op langere termijn kijkt naar hoe we kunnen evolueren naar klimaatneutraliteit en op basis daarvan zijn ‘huis’ uittekent. Dat betekent niet dat we af en toe geen loodgieters meer nodig zullen hebben, maar een goede regulerende architectuur is wel de basis van een goed gebouwd huis.”

Next article