Ondernemen is op zich al een moeilijke zaak, maar hoe verloopt het wanneer je er als vrouw aan begint? Of wanneer je diverse roots hebt? Marie Gildemyn en Sarah De Smet zijn beiden docent en onderzoeker bij Arteveldehogeschool en doen onderzoek naar ondernemerschap bij vrouwen en personen met diverse roots, met een focus op een Afrikaanse achtergrond. “Afrika heeft een lange geschiedenis van vrouwelijk ondernemerschap, maar de kolonisatie heeft veel ontwricht.”
Wat doen jullie precies bij Arteveldehogeschool?
Gildemyn: “Binnen het expertisenetwerk business en management aan Arteveldehogeschool doen wij onder andere onderzoek naar ondernemerschap. We ontwikkelen aan de hand van onze inzichten methodes en tools voor ondernemers en voor organisaties die ondernemers coachen. Het gaat daarbij dan vooral over ondernemers die ondervertegenwoordigd zijn, zoals kwetsbare jongeren, Afrikaanse diaspora, vrouwen, personen met diverse roots, en 55-plussers.”
Hoezeer verschilt het ondernemerschap van vrouwen van dat van mannen?
De Smet: “Bij vrouwen zien we dat er vrijwel altijd een sociale component aanwezig is in hun ondernemerschap. Ze willen iets bijdragen aan de maatschappij en vinden goede relaties belangrijker dan quick-wins. Winst is zeker belangrijk, maar niet noodzakelijk de drijfveer van hun ondernemerschap.”
Hoe verloopt het dan bij vrouwen met diverse roots?
De Smet: “Vrouwen die recent in België zijn aangekomen, hebben vaak nog een integratietraject af te leggen en missen een netwerk. Vrouwen van wat we de tweede of derde generatie migranten noemen, hebben minder of geen last van die barrière. Maar voor beide groepen zijn er nog veel te weinig rolmodellen. Zij worden vaak aanzien als de poetshulpen of als de vrouwen die de jassen wel zullen ophangen tijdens een event terwijl ze zelf een keynote spreker zijn.”
Vrouwen willen iets bijdragen aan de maatschappij en vinden goede relaties belangrijker dan quick-wins. Winst is zeker belangrijk, maar niet noodzakelijk de drijfveer van hun ondernemerschap.
Afrikaanse diaspora worden vaak aangetrokken door de markten waar hun roots liggen. Wat is daar precies de drijfveer achter?
Gildemyn: “Eerst en vooral zijn er binnen Afrika een aantal landen die sterk inspelen op het potentieel van Afrikaanse diaspora ondernemers die in Europa gevestigd zijn. Neem bijvoorbeeld Rwanda of Senegal. Via allerlei programma’s ondersteunen zij diaspora ondernemers hier die een brug willen maken met hun land van origine. Anderzijds kent Afrika een demografische groei en zijn er veel opportuniteiten om bij te dragen aan een duurzame ontwikkeling. Er zijn heel veel kansen om nieuwe producten te lanceren en om diensten te leveren. Een gunstig klimaat voor creativiteit en innovatie dus. Bovendien willen ze iets betekenen voor hun land van origine en bijdragen aan de groei ervan.”
Afrika heeft een lange traditie van vrouwelijk ondernemerschap. Hoe verklaar je dat?
De Smet: “In Afrika werd een vrouw per definitie ondernemer wanneer ze trouwde. Bij het huwelijk ging de vrouw traditioneel bij de familie van de man inwonen en werd ze verondersteld met haar eigen zaak de inkomsten van de man aan te vullen om de familie van een stabiel inkomen te voorzien. De bruidsschat bestond vaak ook uit spullen waarmee een vrouw van start kon gaan, potten voor een restaurant bijvoorbeeld of een naaimachine voor een atelier. Verder werd dit ondernemerschap op een meer informele en relationele manier ingevuld. De kolonisatie en het kapitalisme dat de koloniale machten importeerden, heeft die traditie echter sterk ontwricht.”
De hokjes in België zijn soms te nauw en het huidige ecosysteem is niet afgestemd op de noden van ondernemers met diverse roots.
Sociale normen maken het vrouwen vaak moeilijk om te ondernemen. Hoe zeer spelen die een rol in een niet-westerse context?
De Smet: “In een niet-westerse context zien we dat vrouwen net beginnen te ondernemen omdat het hen een bepaalde flexibiliteit geeft. Je kan je uren zelf indelen, waardoor je nog steeds beschikbaar bent voor het gezin. Vaak doen vrouwen dan iets wat in het verlengde van hun traditionele rollen ligt, zoals sapjes maken of kleding herstellen. Als dat genoeg geld in het laatje brengt, gaat de echtgenoot er meestal ook mee akkoord dat zijn vrouw werkt. In sommige samenlevingen kan succesvol ondernemerschap wel botsen met het traditionele verwachtingspatroon van vrouwen. Soms ‘verstoppen’ vrouwen hun bedrijf dan ook. Net zolang tot ze er zeker van zijn dat ze kunnen aantonen dat ze én succesvol zijn én goed voor het gezin kunnen blijven zorgen. Maar er zijn ook gevallen waar het uitdraait op een scheiding.”
Hoe kunnen beleidsmakers ondernemers met diverse roots beter steunen?
Gildemyn: “Eerst en vooral door met hen in gesprek te gaan en hen zeggenschap te geven in het beleid. Door andere manieren van ondernemen ook een kans te geven. Ik denk dat de hokjes in België soms te nauw zijn en het huidige ecosysteem niet afgestemd is op de noden van deze ondernemers. Toch is het belangrijk om aan het grote publiek te tonen dat succesvol ondernemen als vrouw, en als persoon met diverse roots wel degelijk mogelijk is en vaak een specifieke sociale meerwaarde heeft.”